De spijtigste F1-transfers aller tijden op een rijtje

Sommige coureurstransfers pakken goed uit. Kimi Raikkonen verkaste
van McLaren naar Ferrari in 2007 en werd direct wereldkampioen.
Lewis Hamilton zette in 2013 McLaren opzij voor Mercedes, waarna
hij zes WK-titels binnensleepte namens de zilverpijlen. Er zijn
echter ook weleens keuzes geweest die totaal verkeerd uitpakken...
Daniel Ricciardo: Red Bull > Renault (2019) Een overstap die bij
menig moderne F1-fan wellicht nog wat beter op het netvlies staat
is die van Daniel Ricciardo naar Renault in 2019. Toen Ricciardo in
2016 in Max Verstappen een nieuwe teamgenoot kreeg, zag hij
zichzelf stilletjes aan verschuiven van eerste naar tweede coureur.
Hoewel Danny Ric in basis een goede band had met Verstappen,
ontstond er door meerdere incidenten op de baan wrijving tussen het
tweetal. Die wrijving, alsmede veel pech én een grote zak met poen
van Renault leidden uiteindelijk tot een overstap naar het Franse
F1-team in 2019. In zijn eerste seizoen werd hij slechts negende.
In 2020 ging het wat beter, maar de Red Bull-successen werden nooit
meer geëvenaard. Na twee seizoenen hield Ricciardo het alweer voor
gezien en vertrok hij naar McLaren. Tekst gaat verder onder
afbeelding. Fernando Alonso: McLaren > Renault (2008) en Ferrari
> McLaren (2015) Na een succesvolle periode (inclusief twee
wereldtitels) bij Renault verkaste Fernando Alonso in 2007 naar
McLaren. De - toen al - ervaren coureur werd binnengehaald om de
Britten weer aan een titel te helpen. Alonso won races, maar niet
genoeg. Daarnaast kreeg hij het gedurende het seizoen aan de stok
met zijn rookie-teamgenoot Lewis Hamilton. Ferrari's Kimi Raikkonen
was uiteindelijk de lachende derde en ging er met de wereldtitel
vandoor. Spanning en frustratie zorgen voor een vroegtijdige exit
van Alonso bij het team uit Woking. Hij keerde terug bij Renault,
dat inmiddels geen winnend team meer was. Hoewel hij in 2008 twee
races won - waarvan één op controversiële wijze - werd hij slechts
vijfde in de pikorde. In 2009 werd hij negende. Een ezel stoot zich
geen twee keer aan dezelfde steen. Toch? Alonso's tweede
Renault-tijdperk duurde echter niet lang. Na slechts twee seizoenen
verkaste hij naar Ferrari, waar hij van 2010 tot en met 2014 reed.
Tot een derde wereldtitel kwam het niet, maar er waren zéker wel
hoogtepunten. Toen Ferrari Sebastian Vettel binnenhaalde voor 2015,
moest Alonso op zoek naar een ander team. Wederom keerde hij terug
bij één van zijn oude werkgevers: McLaren. 2015 werd een rampjaar
voor Alonso. Hij werd zeventiende in het kampioenschap en scoorde
in maar twee races punten, dankzij een ondermaats presterende
MP4-30. In 2016 werd hij tiende, in 2017 vijftiende en in 2018
elfde. Ouch. Tekst gaat verder onder afbeelding. Eddie Irvine:
Ferrari > Jaguar (2000) Van Ferrari helpen aan het eerste
constructeurskampioenschap in zestien jaar naar tekenen bij een
achterhoedeteam: het overkwam Eddie Irvine in 2000. Irvine stond
bekend als een snelle en solide coureur en was in de praktijk dé
ideale nummer twee naast Michael Schumacher. Toen Schumacher zijn
been brak te midden van het 1999-seizoen vocht Irvine zelfs nog
lange tijd om de titel met McLarens Mika Hakkinen, waarbij zijn
rivaal uiteindelijk aan het langste eind trok. Ondanks een sterk
seizoen in 1999 én nieuwe kans op een titelstrijd namens Ferrari in
2000, besloot Irvine Maranello vaarwel te zeggen na 1999. De Ier
was het beu om tweede viool te zijn naast Schumacher en tekende bij
het nieuwe Jaguar-team. Irvine wist slechts twee keer punten te
scoren en werd uiteindelijk dertiende in het kampioenschap bij het
team dat zich uiteindelijk zou ontpoppen tot Red Bull Racing.
Jacques Villeneuve: Williams > BAR (1999) Zo snel als de
F1-successen voor Jacques Villeneuve kwamen, zo snel verdwenen deze
ook weer. De Canadees debuteerde in 1996 in de Formule 1 na een
succesvolle periode in de IndyCar. In 1997 werd Villeneuve kampioen
namens Williams: hij won dat seizoen maar liefst zeven races. Het
jaar erop bleef Villeneuve Williams trouw, maar een slecht
presterende FW20 leidde tot frustratie bij de regerend
wereldkampioen van destijds. Villeneuve pakte zijn spullen en
vertrok naar het veel kleinere BAR, dat de puinhoop die Tyrrell
achterliet op moest ruimen. Villeneuve hoopte met BAR en
succesformule te kunnen generen, a la Michael Schumacher en
Ferrari. Villeneuve zijn eerste seizoen bij BAR verliep ronduit
rampzalig. In de eerste elf(!) races viel hij uit. Hij finishte
slechts vier keer en scoorde nul punten. In de jaren die volgden
ging het ietwat beter, maar tot een zege kwam het nooit meer voor
de Canadese rijder. Tekst gaat verder onder afbeelding. Damon Hill:
Williams > Arrows (1997) Na meerdere succesvolle seizoenen bij
Williams - met als hoogtepunt de WK-titel in 1996 - besloot Damon
Hill in 1997 een contract te tekenen bij Arrows F1. Zijn keuze zou
gebaseerd zijn op het feit dat Williams de jonge, talentvolle
coureur Heinz-Harald Frentzen in het stoeltje van Hill willde
zetten. Als wereldkampioen was Hill zeer gewild en kreeg hij
aanbiedingen van onder meer McLaren, Benetton en Ferrari, maar deze
werden niet voldoende financieel gewaardeerd ondanks zijn status.
Als gevolg daarvan koos hij ervoor om te tekenen bij Arrows, een
team dat nog nooit een race had gewonnen in twintigjarige
geschiedenis en het voorgaande jaar slechts één punt had behaald.
Hills titelverdediging in 1997 bleek onsuccesvol. Hij wist zich
maar nipt de kwalificeren voor de seizoensopener in Australië en
viel vervolgens uit in de opwarmronde. De Arrows-bolide, die banden
van nieuwkomer Bridgestone gebruikte en beschikte over onbewezen
Yamaha-motoren, was niet competitief. Hill scoorde zijn eerste punt
voor het team pas tijdens de Grand Prix van Groot-Brittannië op
Silverstone in juli. Een (eenmalig) hoogtepunt kwam er in
Hongarije, waar Hill tweede werd. Ook die race was er één met
gemengde gevoelens: Hill leidde de race lange tijd, maar werd op
het laatst door problemen ingehaald door oud-teamgenoot Jacques
Villeneuve. Hij werd uiteindelijk twaalfde in het kampioenschap.
Tekst gaat verder onder afbeelding. Nelson Piquet: Williams >
Lotus (1988) Na twee succesvolle seizoenen bij Williams besloot de
kersverse wereldkampioen van 1987 zijn carrière te vervolgen bij
Lotus. Hoewel het eerste seizoen van Piquets tijd bij Lotus niet
enorm dramatisch verliep (drie podiums, zesde in het WK) was zijn
tweede jaar bij het team er eentje om snel te vergeten. Zeven keer
haalde Piquet de finish niet en in België wist hij zich niet eens
te kwalificeren. Hij werd uiteindelijk achtste in het kampioenschap
en ging het jaar erna naar Benetton. Tekst gaat verder onder
afbeelding. Emerson Fittipaldi: McLaren > Fittipaldi (1976)
Emerson Fittipaldi kende een succesvolle periode bij McLaren in het
begin van de jaren zeventig. In 1974 werd hij voor de tweede keer
wereldkampioen in de F1. In 1975 werd hij vicekampioen bij het
Britse team. Hoewel de combinatie Fittipaldi-McLaren enorm sterk
was, besloot Fittipaldi in 1976 te verkassen naar het team van zijn
broer Wilson. In de vier seizoenen bij de renstal die zijn
achternaam droeg waren punten schaars. Het beste raceresultaat van
Fittipaldi was een tweede plaats tijdens de Braziliaanse GP in
1978. Uiteraard zijn er nog meer bijzondere transfers geweest in de
wereld der Formule 1. Welke is jou het meest bijgebleven? Laat het
ons weten in de reacties!

Top Headlines

Oudere Top Headlines