Verstappen kan hoop putten uit knappe F1-comebacks

Het lijkt een lastige, misschien zelfs onmogelijke taak: met nog
zes races te gaan in 2025 een gat van 63 punten dichtrijden. Dat is
de taak die Max Verstappen in de laatste races van dit seizoen nog
te wachten staat, als hij zijn vijfde wereldtitel op rij binnen wil
slepen.  Met deze cijfers is de rekensom in ieder geval simpel: om
nog kans te maken, moet de Nederlander zo'n tien punten per
raceweekend meer scoren dan WK-leider Oscar Piastri. Neem daar ook
de rol van Lando Norris nog bij in acht, en je krijgt al snel een
ingewikkelde maar bloedstollend spannende samenstelling. Want er
kan de komende raceweekenden dus nog van alles gebeuren. De meest
voor de hand liggende optie is een titelstrijd die wordt
uitgevochten tussen de twee McLaren-coureurs, maar velen
benadrukten het de afgelopen weken al: sluit Verstappen niet uit. 
De interne chaos bij McLaren biedt de Nederlander al hoop, maar ook
het werpen van een blik op de geschiedenis moet toch voor goede
moed zorgen. Verstappens comeback moet groots worden, maar zoiets
is al eerder gedaan. RacingNews365 zet vijf grote comebacks in de
geschiedenis van de Formule 1 voor je op een rij.  1964: Surtees
troeft Clark en Hill af Het eerste voorbeeld dateert uit 1964, een
seizoen waarin perfect geïllustreerd werd hoe een kampioenschap
binnen de kortste keren volledig kan omslaan. Na vijf van de tien
races vonden we John Surtees namelijk terug buiten de top vijf,
nadat hij slechts tien punten had gescoord in de eerste helft van
het seizoen. Dat kwam mede door drie uitvalbeurten. Podiumplaatsen
op Zandvoort en Brands Hatch hielpen hem niet echt verder. Jim
Clark ging op dat moment aan de leiding met dertig punten, het
driedubbele van Surtees, terwijl Richie Ginther, Peter Arundell,
Jack Brabham én Graham Hill ook voor Surtees stonden. Vanaf de race
op de Nürburgring kwam die situatie er echter heel anders uit te
zien, want Surtees ging er daar met de overwinning vandoor. In
Oostenrijk ging het weer even mis met een uitvalbeurt, maar een
zege in Italië én een P2 in de Verenigde Staten maakten hem ineens
een serieuze kanshebber in de titelstrijd. In Mexico, de laatste
race van het seizoen, moest hij minimaal tweede worden om vijf
punten goed te maken op Hill. Halverwege de race leek dat een
onmogelijke opgave, want Surtees reed op P5. Niet veel later keerde
het lot echter op ongelooflijke wijze, want Hill liep schade op na
een touché met Lorenzo Bandini. Als kers op de taart voor Surtees
viel ook Clark vanaf P1 uit in de slotfase, en zo waren zijn
grootste concurrenten geëlimineerd. Zo ging Surtees, die
uiteindelijk tweede werd, van twintig punten achterstand naar een
F1-titel met één punt voorsprong. 1976: Hunt grijpt titel na groot
drama voor Lauda Het seizoen van 1976 staat vooral bekend om één
van de meest merkwaardige titelgevechten uit de geschiedenis van de
Formule 1. James Hunt en Niki Lauda vervulden de hoofdrollen, en
deden dat op indrukwekkende wijze. Lauda had na acht races de
leiding in het kampioenschap stevig in handen, met een voorsprong
van 29 punten. Met het puntensysteem van die periode leek de
Oostenrijker zonder al te veel problemen de titel te kunnen pakken.
Tot die ene gitzwarte dag op de Nordschleife, waar hij hard van de
baan vloog. Zijn Ferrari vatte vlam, waardoor Lauda zware
brandwonden opliep. Hij bracht het er gelukkig levend vanaf, maar
moest zijn thuisrace én die in Nederland aan zich voorbij laten
gaan. Hunt won tussendoor echter in Oostenrijk en Nederland, werd
vierde in Duitsland en snoepte zo een flink deel van Lauda’s
voorsprong af. Met zijn terugkeer en een vierde plaats in Italië
hield Lauda zijn titelkansen in leven, en zelfs in de laatste race
van het seizoen, in Japan, kon het nog alle kanten op. Hij
verdedigde daar drie punten voorsprong, maar een regenbui zorgde
voor verraderlijke omstandigheden, zo gevaarlijk zelfs dat Lauda
het zekere voor het onzekere nam en na twee ronden terugkeerde naar
de garage. Hunt reed daarentegen wel door, werd derde en pakte de
titel met één punt verschil. Het was een van de meest besproken
kampioenschappen in de geschiedenis van de Formule 1. 1982: Rosberg
pakt titel met maar één zege Na het drama van 1976, was het in 1982
de beurt aan Keke Rosberg om met een bijzondere comeback de titel
te pakken. Tegenwoordig kan je zonder overwinning niet eens
nadenken over een titel, maar dat was toentertijd heel anders. Na
acht races had de Fin zeventien punten verzameld, zonder ook maar
een overwinning te pakken. Het leverde hem een vijfde plek in het
kampioenschap op, dertien punten achter WK-leider John Watson. 
Maar onvoorspelbaarheid vervulde een grote rol in 1982, want een
voortdurende wisseling van de wacht zette de kanshebbers in de
titelstrijd op scherp. In eerste instantie nam Alain Prost de
leiding na twee overwinningen, maar hij viel ver terug door
betrouwbaarheidsproblemen. Daarna was het de eer aan Watson, ook
met twee zeges, maar hij scoorde vervolgens zes races lang geen
enkel punt.  Rosberg zag echter zijn kans na de horrorcrash van
Didier Pironi op Hockenheim. Hij won in Dijon en werd tweede in
Oostenrijk, en dat was uiteindelijk voldoende om er met de titel
vandoor te gaan. 1982 was misschien wel het meest chaotische
seizoen in de geschiedenis van de Formule 1, maar Rosberg wist daar
met die ene zege optimaal van te profiteren.  2007: Koele kikker
Räikkönen doorbreekt McLaren-dominantie Voor de volgende grote
comeback moeten we een jaar of 25 vooruit, naar 2007. Het is een
jaar waar Ferrari vooral goede herinneringen aan zal hebben, want
Kimi Räikkönen pakte toen de tot op heden laatste coureurstitel
voor de Italiaanse renstal. Dat deed hij overigens op
indrukwekkende wijze met, je raadt het al, een mooie ommekeer.  Na
zeven races lag rookie Lewis Hamilton aan de leiding in het
kampioenschap, met een voorsprong van 26 punten op de Fin. Fernando
Alonso stond daar nog tussen op P2, maar dat alles liet Räikkönen
koud. In de laatste zes races van het seizoen eindigde hij telkens
op het podium, terwijl er bij McLaren juist een interne strijd
ontstond tussen Alonso en Hamilton. Terwijl daar punten verloren
gingen, profiteerde Räikkönen optimaal.  In Brazilië was de
voorsprong van Hamilton zo nog maar zeven punten op Räikkönen, en
vier punten op Alonso. Hamilton kende echter vroeg in de race
technische problemen en viel terug naar P8. Het enige geluk voor
Hamilton was dat teamgenoot Felipe Massa er vanaf poleposition nog
in slaagde Alonso op afstand te houden, maar elders was het
Räikkönen die profiteerde. De Fin won de race, voor Alonso op P3 en
Hamilton op P7, en pakte zo de titel. Van P3 naar P1 in zes races
is toch een indrukwekkende prestatie van de Fin! 2012: Vettel houdt
hoofd koel in chaos en pakt vierde titel Net als in 1982 begon ook
het seizoen 2012 ontzettend chaotisch. De eerste zeven races werden
gewonnen door zeven verschillende coureurs, al kwam er na elf races
wel een koploper bovendrijven. Die eer ging naar Fernando Alonso,
die met 164 punten veertig punten voorsprong had op Mark Webber en
42 op Sebastian Vettel. Alonso leek daarmee de beste papieren te
hebben om er met de titel vandoor te gaan, maar uiteindelijk stak
Vettel daar een stokje voor. De Duitser sloeg een aanzienlijke slag
met vier opeenvolgende overwinningen in Singapore, Japan,
Zuid-Korea en India. Alonso viel daarentegen juist uit in Japan,
waardoor hij voor de race in Brazilië ineens dertien punten
achterstand had. Na een chaotische openingsfase van de race kwam er
nog hoop voor de Spanjaard: Vettel viel terug na contact met Bruno
Senna, terwijl Alonso zelf opklom vanaf P8. Alonso zou uiteindelijk
nog tweede worden, maar voor de titel was het niet genoeg. Vettel
kwam als zesde over de streep, nadat een safety car in de slotfase
de posities had vastgezet. Zo won Vettel de titel met een
voorsprong van tien punten, na een indrukwekkende comeback.

Top Headlines

Oudere Top Headlines