Russell onthult extreme aanpak van zijn vader: "Dat was mijn aartsvijand"

We kennen George Russell allemaal als Formule 1-coureur. De Brit is
inmiddels bezig aan zijn zevende seizoen en heeft vijf Grand
Prix-zeges geboekt, maar voordat de Brit tot zulke resultaten kon
komen, ging er een heel traject aan vooraf. De Mercedes-coureur
heeft in The Players' Tribune een persoonlijk essay geschreven over
zijn opmars van de karts via de juniorformules naar de F1. Het is
een uitgebreid en veelomvattend verslag van Russells reis op de
autosportladder, waarin de relatie met zijn vader centraal staat,
voordat hij ingaat op de invloed van Mercedes-teambaas Toto Wolff
en zijn gedachten over voormalig teamgenoot Lewis Hamilton. Aan het
begin van het essay vertelt Russell hoe zijn vader zijn rondetijden
bijhield, om de nu 27-jarige coureur te laten denken dat hij 'net
iets langzamer' was dan hij in werkelijkheid was. Hij beschrijft de
stopwatch die zijn vader gebruikte en legt uit dat het zijn
'aartsvijand' was in die periode van zijn leven. Lees hieronder de
openingspassage van de persoonlijke essay van Russell! Fragment uit
George Russells persoonlijke essay in The Players' Tribune De
stopwatch. Die verdomde stopwatch uit de jaren 80. Toen ik als
klein kind begon met racen, hadden we nog geen dataschermen waarop
je de rondetijden kon aflezen, zoals nu. En dus had mijn vader een
stopwatch, waarmee hij de tijd bijhield tijdens de training in de
karts. Ik reed zo hard als ik kon. Ik denk dat het de angst was die
me pushte. Ik was niet bang voor de kart, de snelheid of het
circuit. Nee, ik was bang voor die stopwatch . Die stopwatch was
mijn aartsvijand. Het was alsof het niet uitmaakte hoe goed ik de
controle behield, met mijn rug tegen de stoel, met perfecte grip,
het pedaal intrappen bij het ingaan van de bocht en op het juiste
moment loslaten, geen slip, geen vertraging, gewoon met momentum
door de ronde. Ik keek naar mijn vader en wist het. "Hoe heb ik het
gedaan?" "Nee. Niet competitief. Doe het nog een keer." Koud als
ijs. In het begin, toen ik aan raceweekends begon, geloofde ik echt
niet dat ik kon winnen. Ik dacht: Ik ben hier zeker niet de snelste
. Maar dan gebeurde er iets vreemds.... Ik zou gaan en won de
races. Ik was vooral in de war. Op donderdag met mijn vader dacht
ik dat ik middelmatig was. Op zaterdag stond ik met een trofee in
mijn handen. Er was een periode van drie jaar waarin ik bijna alles
won wat ik maar kon winnen. De volgende dag met mijn vader. Klik.
"Nee. Doe het nog een keer." Het duurde waarschijnlijk zes jaar
voordat ik begreep wat er aan de hand was: mijn vader klikte expres
te laat op de stopwatch. Hij voegde seconden aan mijn tijd toe. Hij
wilde dat ik altijd dacht dat ik net iets langzamer was dan ik was.
Zelfs toen ik alles won, kon ik mezelf altijd verder pushen. Altijd
een beetje verder.

Top Headlines

Oudere Top Headlines