F1-wereld verdeeld na moeder aller opzettelijke crashes
Na het dramatische seizoen van 1989, waarin Ayrton Senna en Alain
Prost elkaar in Japan raakten en Prost uiteindelijk de titel won,
bereikte de spanning ook dit jaar een kookpunt. Senna, rijdend voor
McLaren, had een voorsprong in het kampioenschap, en wist dat een
overwinning in Suzuka hem de titel direct zou bezorgen. Om
dezelfde reden was een uitvalbeurt voor Prost eveneens genoeg om de
titel veilig te stellen. Prost, inmiddels overgestapt naar Ferrari,
had slechts één doel: de titelstrijd openhouden tot de laatste
race. Het zaadje van het beroemde incident werd op zaterdag al
geplant. Senna pakte de poleposition, maar was woedend toen de FIA
besloot dat de 'schone' kant van de baan – de rechterzijde – voor
Prost gereserveerd bleef bij de start. Senna’s protest werd
genegeerd. Wat volgde was pure frustratie. De Braziliaan zag het
als een bewuste poging van FIA-president Jean-Marie Balestre, net
als Prost een Fransman, om hem te benadelen. Senna geeft opzet toe
Toen op zondag de lichten uitgingen, had Prost de betere start en
dook als eerste de eerste bocht in. Senna, vanaf zijn vuile
startpositie, schoot erachteraan – maar in plaats van in te houden,
hield hij zijn McLaren vol op het gas. In een fractie van een
seconde ramde hij de Ferrari van Prost in de flank. Beide auto’s
schoten van de baan, en in de chaos die volgde besefte Senna wat
hij had gedaan: hij had de wereldtitel binnen, want beide rivalen
lagen uit de race. De reacties waren fel verdeeld. In Brazilië werd
Senna als held onthaald – een man die eindelijk terugvocht tegen
wat velen zagen als een oneerlijk systeem. In Europa en met name in
Frankrijk klonk verontwaardiging: dit was geen racen, maar
opzettelijke wraak. Senna zelf gaf een jaar later toe dat de actie
bewust was. Het was zijn manier om 'recht te zetten wat in 1989 was
misgegaan'. Daarmee werd Suzuka 1990 meer dan een race: het werd
een symbool van de dunne scheidslijn tussen genialiteit en
genadeloosheid, tussen heldendom en verraad – een moment dat de
Formule 1 nooit meer zou vergeten.
Prost elkaar in Japan raakten en Prost uiteindelijk de titel won,
bereikte de spanning ook dit jaar een kookpunt. Senna, rijdend voor
McLaren, had een voorsprong in het kampioenschap, en wist dat een
overwinning in Suzuka hem de titel direct zou bezorgen. Om
dezelfde reden was een uitvalbeurt voor Prost eveneens genoeg om de
titel veilig te stellen. Prost, inmiddels overgestapt naar Ferrari,
had slechts één doel: de titelstrijd openhouden tot de laatste
race. Het zaadje van het beroemde incident werd op zaterdag al
geplant. Senna pakte de poleposition, maar was woedend toen de FIA
besloot dat de 'schone' kant van de baan – de rechterzijde – voor
Prost gereserveerd bleef bij de start. Senna’s protest werd
genegeerd. Wat volgde was pure frustratie. De Braziliaan zag het
als een bewuste poging van FIA-president Jean-Marie Balestre, net
als Prost een Fransman, om hem te benadelen. Senna geeft opzet toe
Toen op zondag de lichten uitgingen, had Prost de betere start en
dook als eerste de eerste bocht in. Senna, vanaf zijn vuile
startpositie, schoot erachteraan – maar in plaats van in te houden,
hield hij zijn McLaren vol op het gas. In een fractie van een
seconde ramde hij de Ferrari van Prost in de flank. Beide auto’s
schoten van de baan, en in de chaos die volgde besefte Senna wat
hij had gedaan: hij had de wereldtitel binnen, want beide rivalen
lagen uit de race. De reacties waren fel verdeeld. In Brazilië werd
Senna als held onthaald – een man die eindelijk terugvocht tegen
wat velen zagen als een oneerlijk systeem. In Europa en met name in
Frankrijk klonk verontwaardiging: dit was geen racen, maar
opzettelijke wraak. Senna zelf gaf een jaar later toe dat de actie
bewust was. Het was zijn manier om 'recht te zetten wat in 1989 was
misgegaan'. Daarmee werd Suzuka 1990 meer dan een race: het werd
een symbool van de dunne scheidslijn tussen genialiteit en
genadeloosheid, tussen heldendom en verraad – een moment dat de
Formule 1 nooit meer zou vergeten.