Senna zet McLaren onder druk met sensationele test buiten F1
Waarom was Ayrton Senna daar überhaupt? Het korte antwoord:
onzekerheid. McLaren was in 1992 niet langer het dominante team dat
het eind jaren tachtig was geweest. Honda had zich teruggetrokken
als motorleverancier en McLaren moest het doen met Ford-motoren,
terwijl Williams met actieve wielophanging en Renault-kracht
ongenaakbaar leek. Senna had geen langlopend contract en
onderhandelde race voor race. Hij wilde winnen, koste wat kost, en
begon om zich heen te kijken. De IndyCar-racewereld trok zijn
aandacht. Niet omdat hij Formule 1 zat was, maar omdat hij wilde
weten: ben ik nog steeds de beste, ook hier? Hij kreeg antwoord op
die vraag op 20 december 1992, vandaag exact 33 jaar geleden. Roger
Penske, teambaas van Team Penske, nodigde hem uit voor een test in
de PC21, aangedreven door een Chevrolet-motor. Het was september
1992, Firebird Raceway in Arizona. Een onopvallend circuit, maar
historisch beladen door wat er die dag gebeurde. Senna stapte in,
zonder ervaring met IndyCars, en was vrijwel meteen snel. Binnen
enkele rondes reed hij tijden die dicht in de buurt kwamen van
vaste Penske-coureurs. Voor insiders was het een schok, voor Senna
een bevestiging. Signaal Hij stapte uit de auto met een mengeling
van glimlach en ernst. "Dit is racen", zou hij later zeggen. De
auto was zwaarder, ruwer, maar ook eerlijk. Geen elektronische
hulpsystemen, geen politieke spelletjes. En McLaren? Het team keek
zeer aandachtig toe. De test was geen directe dreiging, maar wel
een signaal. Senna liet zien dat hij opties had. Dat hij niet
volledig afhankelijk was van één team of één kampioenschap. Het
zette extra druk op McLaren om hem te houden, en om te blijven
investeren in een winnende toekomst. Uiteindelijk bleef Senna in de
Formule 1. IndyCar werd nooit meer dan een serieuze flirt. Maar die
test in 1992 liet iets essentieels zien: Ayrton Senna was geen
gevangene van de Formule 1. Hij was een racer in hart en nieren,
altijd op zoek naar de ultieme uitdaging. En soms moet je daarvoor
even een andere weg inslaan.
onzekerheid. McLaren was in 1992 niet langer het dominante team dat
het eind jaren tachtig was geweest. Honda had zich teruggetrokken
als motorleverancier en McLaren moest het doen met Ford-motoren,
terwijl Williams met actieve wielophanging en Renault-kracht
ongenaakbaar leek. Senna had geen langlopend contract en
onderhandelde race voor race. Hij wilde winnen, koste wat kost, en
begon om zich heen te kijken. De IndyCar-racewereld trok zijn
aandacht. Niet omdat hij Formule 1 zat was, maar omdat hij wilde
weten: ben ik nog steeds de beste, ook hier? Hij kreeg antwoord op
die vraag op 20 december 1992, vandaag exact 33 jaar geleden. Roger
Penske, teambaas van Team Penske, nodigde hem uit voor een test in
de PC21, aangedreven door een Chevrolet-motor. Het was september
1992, Firebird Raceway in Arizona. Een onopvallend circuit, maar
historisch beladen door wat er die dag gebeurde. Senna stapte in,
zonder ervaring met IndyCars, en was vrijwel meteen snel. Binnen
enkele rondes reed hij tijden die dicht in de buurt kwamen van
vaste Penske-coureurs. Voor insiders was het een schok, voor Senna
een bevestiging. Signaal Hij stapte uit de auto met een mengeling
van glimlach en ernst. "Dit is racen", zou hij later zeggen. De
auto was zwaarder, ruwer, maar ook eerlijk. Geen elektronische
hulpsystemen, geen politieke spelletjes. En McLaren? Het team keek
zeer aandachtig toe. De test was geen directe dreiging, maar wel
een signaal. Senna liet zien dat hij opties had. Dat hij niet
volledig afhankelijk was van één team of één kampioenschap. Het
zette extra druk op McLaren om hem te houden, en om te blijven
investeren in een winnende toekomst. Uiteindelijk bleef Senna in de
Formule 1. IndyCar werd nooit meer dan een serieuze flirt. Maar die
test in 1992 liet iets essentieels zien: Ayrton Senna was geen
gevangene van de Formule 1. Hij was een racer in hart en nieren,
altijd op zoek naar de ultieme uitdaging. En soms moet je daarvoor
even een andere weg inslaan.
